Tips bij het gebruiken van kaarsen:
-
Laat kaarsen niet zonder toezicht branden!
-
Alvorens een kaars aan te steken moet de lont tot ca. 1 cm afgeknipt worden.
-
Ondergronden moeten voldoende groot zijn en niet brandbaar zijn.
-
Zet brandende kaarsen loodrecht en minimaal 10 cm uit elkaar, en niet nabij andere warmtebronnen.
-
Vermijd tocht en de nabijheid van brandbare stoffen.
-
Bij dikke kaarsen moet een opstaande rand regelmatig worden weggesneden.
-
Als de kaars walmt moet ze gedoofd worden en de lont moet ingekort worden.
-
Kaarsen met meerdere wieken branden tot de vloeibare massa de buitenrand bereikt heeft, dan de kaars doven.
-
Bij drijfkaarsen moet de vaas tot 4 cm van de bovenkant gevuld zijn met water.
-
Een kaars in een windlicht vraagt een windlicht dat minstens dubbel zo breed is als de kaars.
-
Houd kaarsen buiten het bereik van kinderen.
-
Kaarsen doven door de wiek in de vloeibare massa te dompelen. Daarna de lont terug in de oorspronkelijke positie zetten.
-
Tocht en airconditioning doen kaarsen druipen.
-
Na het doven van de kaars komt er soms een zwart bolletje erop, om die eraf te halen, dan brand de kaars het mooiste.
0 sterren op basis van 0 beoordelingen